Jackie vs Dion (Spoiler!)
Als je de eerste drie delen van Zwart Bloed nog niet hebt gelezen en je houdt niet van spoilers, dan zou ik beslist niet verder lezen…

Dit is een extra BONUS hoofdstuk, die in de herschreven versie van Familiegeheimen zal worden verwerkt. Maar jullie mogen hem nu al lezen!
Vijftien eeuwen lang had Jackie Angoisse zich moeten verstoppen voor de vernietigende UV-stralen van die koperen ploert aan de hemel. Vijftien lange eeuwen! Het eeuwige leven leek leuk als je het zelf niet hoefde te ondergaan, maar dan ook nog eens vijftien eeuwen zonder de zon op je gezicht te kunnen voelen was heel erg lang.
Met zijn ogen dicht genoot Jackie van de laatste zonnestralen van die dag op zijn gezicht. Dit was bijna nog beter dan seks! Hij grijnsde. Bijna. Tot zijn ongenoegen verdween de warmte en koelde zijn gezicht abrupt af. Het werd ook donkerder. Met een mengeling van ongenoegen en verontrusting deed hij zijn ogen weer open. De weersvoorspellingen gaven voor de komende dagen stralend weer aan met een strakblauwe lucht. Dit was geen strakblauwe lucht.
De lucht begon te kolken. Massa’s vreemde donkere wolken pakten zich samen voor de zon. De wind rukte aan de takken van de bomen die het erf omringden. Jackie voelde hoe de haartjes op zijn arm omhoog gingen staan. Geërgerd keek hij weer omhoog. Het was de eerste dag sinds eeuwen dat hij weer van de zon kon genieten. Zijn eerste zonsondergang sinds – Hij schudde dramatisch zijn hoofd. – sinds eeuwen, en nu gebeurde er dit!
Met een diepe zucht draaide Jackie zich om naar het wezen achter zich. Hij maakte een gebaar naar de lucht. ‘Maak je altijd zo’n dramatisch entree?’ Met een boze blik in zijn gouden ogen wachtte hij op een antwoord. Hij had de demon niet zo snel terugverwacht. Marcus en Roy waren nog niet eens een uur geleden vertrokken. Ze hadden Anne mee genomen voordat het nog verder uit de hand kon lopen.
Jackie onderdrukte een triomfantelijke lachje. Hij had nooit durven dromen dat zijn leven zo’n bizarre wending zou nemen. Dit keer zou alles anders worden. Voor het eerst sinds Elise hem eeuwen geleden voor de allereerste keer had afgewezen en hem had laten weten wat voor minderwaardig schepsel hij was in haar ogen, was ze niet onder zijn handen gestorven. In dit leven heette Elise Anne Sommer. Ondanks dat hij haar met liefde had willen vermoorden, had het lot andere plannen gehad. Zowel voor haar als voor hem zelf.
Hij nam de demon nog eens goed op. Hij wist nu wie hij was. Toen de demon nog geen vierentwintig uur geleden met Anne zijn kamer was binnengestapt had hij het kwaad gevoeld. Het had hem niet omringd. Het zat niet in hem. Hij wás het kwaad. Jackie had in zijn bestaan nog nooit zoiets donkers en kwaadaardigs gezien of zelfs maar ontmoet als dit wezen. Hij had er in de eeuwen die hij door Europa had gedwaald vaak genoeg over horen vertellen. En hij had genoeg verschillende bovennatuurlijke en kwaadaardige wezens ontmoet. Dankzij Anne Sommer had hij de Golems en harpijen al aan zijn lijstje toe kunnen voegen. En nu, wederom dankzij Anne, stond dit wezen ook op zijn lijst. Als hij eerlijk was dan had hij deze laatste liever overgeslagen.
Anne had die morgen Jackie onwillig de naam van de demon gegeven, of in ieder geval de naam waarachter hij schuilging: Dion de Winter. Gevierd zakenman. Multimiljonair.
En nu stond de miljonair Jackie op te nemen. Zwijgend en geduldig. Ieder ander zou alleen een man zien staan. Een man met status. Onberispelijk gekleed in een maatkostuum waar de gemiddelde Nederlander minstens twee maanden voor moest werken. Zijn verschijning zou bij menigeen respect en ontzag afdwingen. Niet bij Jackie. Jackie keek dwars door de façade heen. Hij wist wat er achter het uiterlijk van de miljonair schuilging. Hij wilde hem geen monster noemen, want was hij dat zelf ook niet? Hier moest hij Anne, Elise en al die andere vrouwen gelijk geven. Hij was een monster. Hij leefde van het bloed van anderen. Hij genoot van de metalen smaak in zijn mond. Het was zijn levenselixer. In de tijd dat hij de aarde had bewandeld had hij duizenden slachtoffers gemaakt. Hij wilde alleen niet dat het woord ‘monster’ over hun lippen rolde.
‘Jacques Angoisse…’
Jackie knikte gereserveerd. ‘Dion de Winter, als ik me niet vergis?’
Dion negeerde zijn vraag. Hij wilde geen woorden verspillen aan onnozele dingen. Het was hem allang duidelijk dat de vampier heel goed wist wie hij voor zich had. Dat was alleen maar gunstig, want dat scheelde kostbare tijd. ‘Ik ben al een poos naar je op zoek.’
Met een schouderophalen gaf Jackie hem te kennen dat het hem weinig boeide. Hij vroeg zich af wáárom de demon terug was. Anne had hem gevoed met haar bloed. Niet hij. Jackie was hem technisch gezien dus niets schuldig. Hij twijfelde nog of hij Anne iets verschuldigd was. Als Dion hem had willen doden, had hij dat kunnen doen toen hij vocht tegen het gif in zijn lijf. Dan had hij niet gewacht totdat hij sterker dan ooit weer op zijn beide benen stond. Jackie onderdrukte de neiging om ernaar te vragen. Hij bleef niet graag in het ongewisse. Hij glimlachte echter minzaam. ‘En nu heb je me gevonden.’
Dion kneep zijn ogen samen. Enkele seconden lang bleven de mannen elkaar zwijgend opnemen als twee Alfa mannetjes voor een gevecht. Alsof ze wilden aftasten wie het onderspit zou delven als het tot een conflict zou komen. Dion verbrak het oogcontact. De vampier was nog steeds geen match voor hem, ook al was hij nu getransformeerd naar een nieuw soort hybride wezen. Een wezen dat vele malen sterker was dan tien nesten vampieren bij elkaar. Het was een toevalstreffer geweest. Wie had kunnen denken dat dit kon gebeuren? Als hij Anne zijn bloed niet had gegeven nadat Maria haar schedel en knieën had verbrijzeld, was dit ook nooit gebeurd. Blijkbaar was het lot hem ditmaal gunstiger gezind. Hij staarde kort naar de grauwe lucht. ‘Zullen we naar binnengaan? Het gaat zo regenen en ik ben nogal gesteld op mijn comfort.’ Zijn blik sprak boekdelen. Hij was dit getreuzel zat. Hij wilde spijkers met koppen slaan!
Jackie maakte een uitnodigend gebaar met zijn hand en liet Dion voorgaan. Hij keek nog eens naar de lucht. Hij hield zichzelf voor dat, àls hij dit gesprek overleefde, er nog veel meer zonsondergangen zouden volgen. Hij trok de deur dicht en volgde Dion de Winter naar de comfortabele woonkamer.
Dion liep naar drankkabinet, trok de stolp van een glazen karaf die was gevuld met een amberkleurige vloeistof en rook aan de hals. Hij glimlachte tevreden waarna hij de vloeistof in twee glazen schonk waarvan hij er een aan Jackie gaf.
Jackie pakte het glas aan en sloeg de drank in één keer achterover.
‘Een man naar mijn hart,’ zei Dion met een geamuseerde glimlach rond zijn lippen en deed hetzelfde. Hij zette het glas met een klap op tafel. ‘Zo. En dan nu ter zake…’
Jackie zette zijn glas op de vensterbank waar hij tegenaan geleund stond. Zwijgend wachtte hij af wat de demon te vertellen had.
‘We hebben elkaar eerder ontmoet, Jacques Angoisse,’ begon Dion. ‘Lang geleden, aan het hof van koning Clovis. Als ik me niet vergis was je toen in het gezelschap van Eoghain.’
Jackies ogen vernauwden zich. Eoghain. Hij onderdrukte de neiging om geïnteresseerd naar voren te leunen. ‘Owen,’ mompelde hij. Herinneringen overspoelden hem. De regen had hem indertijd verhinderd verder te reizen en hem doen uitwijken naar een van de weinige herbergen langs de route. Sophie, de dochter van de herbergier, had hem net zijn derde kroes bier gebracht. Vanuit zijn plek in de verste hoek van de herberg kon hij de hele gelagkamer overzien. De ingang, de uitgang èn de trap naar boven. Toch had hij hem niet zien aankomen. Ineens was hij daar. Brutaal was hij aan zijn tafel gaan zitten. Een jonge knappe man met goudkleurige ogen en opvallend schone tanden. Zijn kleding was donker en schoon. Het was iets wat onmiddellijk opviel tussen de andere smoezelige reizigers, allemaal met modder en ander vuil besmeurd. Owen had met zijn knappe en elegante verschijning ook Sophies aandacht getrokken want ze stond onmiddellijk weer aan hun tafel en leunde uitdagend voorover om Owen een volle blik op haar boezem te gunnen terwijl ze hem verleidelijk aankeek. Haar vuile, bleek witte boezem puilde bijna uit haar bovenlijfje. Voor de tweede keer. Bij Jacques had ze het even daarvoor ook al geprobeerd. Hij had toen weinig tactvol laten weten dat hij niet geïnteresseerd was.
‘Ik wil je dagdromerijen niet onderbreken, maar ik wil wel dat je weet, dat jullie ontmoeting die dag geen toeval was.’
Jackie fronste zijn wenkbrauwen. ‘O?’ Zijn spieren verstrakten.
‘Hij heeft jou gemaakt tot wat je – tot gisteren – was, in opdracht van iemand anders. Niet omdat hij op zoek was naar een metgezel. Hij was op de vlucht.’
‘Voor jou zeker,’ sneerde Jackie. ‘Ik weet nou niet of ik je moet bedanken of vervloeken.’
Dion schudde zijn hoofd. ‘Ik was het niet. Je had voor mij geen noemenswaardige betekenis totdat je Elise vermoorde.’
Jackie sprong overeind. In zijn woede vloog hij op de demon af zonder na te denken over de gevolgen. Haar naam deed nog steeds alle stoppen bij hem doorslaan.
Dion greep hem bij zijn strot en hield hem met gemak van zich af. ‘Luister vampier. Elise was de reden dat hij jou opzocht. Ze hebben jouw woede gebruikt om de enige persoon te vernietigen die het oprukkende Christendom de kop in had kunnen drukken.’
‘Ik geloof je niet!’ Briesend keek Jackie hem aan. ‘Wat heeft zij daarmee te maken?’
‘En daar, mijn beste Jacques, stel je de enige juiste vraag.’ Dion liet hem abrupt los en duwde hem in een van de comfortabele antieke fauteuils. ‘Het antwoord op die vraag is simpel. Alles. Ze heeft er alles mee te maken.’